Kelambu, Waterboom Mulia en Radjiman’s graf

Om 6.00 uur vanochtend werd ik niet lekker wakker. De telleurstelling over gisteren was nog steeds niet verdwenen, het was vandaag weer een wisseldag en ik maakte me zorgen over onze gezamenlijke financiële pot. Maar, ‘first-things-first’: 6.00 uur betekende dat het nieuwe jaar ook in Nederland echt een feit is. Bij dezen wens ik iedereen dan ook van harte ‘Sugeng Taun Énggal’ (Javaans voor ‘Gelukkig Nieuwjaar’) toe. Hoewel het leven in Indonesië in vergelijking met Nederland goedkoop is, zijn de uitgaven dus veel harder gegaan dan dat ik van te voren had ingeschat. Toen ik alleen in Indonesië was at of bestelde ik altijd bij/ van supermarkten (Intermaret of Alfamart), warungs (kleine kiosks waar simpele gerechten worden verkocht) of zelfs straattentjes. Nu eten wij echter voornamelijk in restaurants (al dan niet onderdeel uitmakend van de hotels). Hoewel dit naar Nederlandse begrippen nog niet duur is (gemiddeld 700.000 IDR = 45 euro voor 8 personen) voorzag ik wel dat onze gezamenlijke pot na morgen op zou zijn. Op zich niet erg, maar het moest wel even tijdens het ontbijt besproken worden en daar zag ik gek genoeg een beetje tegen op. Het communiceren met de familie verloopt dermate lastig (onze ouders lezen inmiddels mee, dus voor de zekerheid benadruk ik nog even dat ik het hier over de Aziatische tak van mijn familie heb) dat ik het liefst alles zelf wil regelen. Toch had ik nu aan de familie gevraagd of ze een auto voor ons wilde huren en besturen. We zouden namelijk in korte tijd naar de kampong, het graf van Bapak bezoeken en naar Waterboom om met de familie te zwemmen. Tot mijn vreugde kreeg ik vanochtend bericht van Ratna dat het de familie ditmaal wel gelukt is een auto te huren waar we met negen (inclusief chauffeur) in pasten. Haar man Appie zou ons komen halen en weer terug naar het hotel brengen. Dit baatte me wel wat zorgen, want ik wist dat Appie geen rijbewijs had. Mocht er iets gebeuren, dan zou dat best wel eens nare financiële gevolgen voor de familie kunnen hebben. Ik besloot daar niet moeilijk over te doen tegenover de familie (zowel de Nederlandse als de Indonesische). Appie bracht ons eerst naar de kampong waar men ontbijt voor ons had klaargemaakt, maar toen ik nogmaals vertelde (ik had het ook al via de whatsapp doorgegeven) dat wij in het hotel reeds hadden ontbeten togen we, onszelf meegerekend, met maar liefst 35 mensen (zussen, neefjes en nichtjes) naar Waterboom Klambu om te zwemmen. Alle kinderen werden in de open laadbak van Arti’s auto gepropt en ook Joanne ging mee. Ik weet niet wat enger is, rondgereden worden door een zwager zonder rijbewijs of je dochter in de auto voor je in een open laadbak de tijd van haar leven te zien beleven. Gelukkig kwam iedereen heelhuids aan. Het was ontzettend druk. Zonder te overdrijven: een mierenhoop waarbij de mieren na een drukke werkdag tegelijk door elkaar naar huis marcheerden om te schaften was er niets bij. Je kon je kont niet keren of er zat alweer een Indo tegenaan of nog erger in. Gelukkig kreeg ik een voorkeursbehandeling bij de kassa omdat ik 850.000 IDR (1,56 euro per persoon) kwam aftikken. Ondanks de drukte was het zwemmen een verademing, niet alleen vanwege het koele water dat ons meer dan welkom was bij deze hitte, maar het maakte ook veel, zo niet alles, van gisteren goed. Het was erg gezellig en iedereen heeft genoten. Na het zwemmen zouden we het graf van Bapak bezoeken. Aanvankelijk zou de hele familie meegaan, maar ik vroeg de familie of het ook mogelijk was dat ik alleen (dat wil zeggen met onze ouders en mijn gezin) Bapak’s graf bezocht. De familie was een beetje in paniek en vroeg ons of ze Ajanna en Joanne bij zich moesten houden. Het is hier blijkbaar niet gebruikelijk dat kinderen naar een begraafplaats gaan, maar voor Joanne wel. Joanne woont namelijk tegenover opa (opa ligt op de algemene begraafplaats in Bolsward) en Joanne bezoekt opa zelfstandig bijna wekelijks. Zo heeft Joanne van te voren opa verteld dat we naar Indonesië zouden reizen. Ajanna heeft opa in Bolsward nog niet bezocht, maar het gekke was dat ze de grafsteen van haar opa in Indonesië omhelsde zodra ze voor zijn graf stond. Oma vind (let op: zonder ’t’ dus oma is hier in meerdere opzichten lijdend voorwerp) Ajanna een beetje eng, maar dat geldt blijkbaar niet voor opa. Net als de eerste keer dat ik het graf bezocht (zie https://www.facebook.com/1228636020487740/posts/2784397618244898 en https://www.facebook.com/1228636020487740/posts/2783371668347493) had ik de behoefte om dit in zo besloten mogelijke kring te doen. De vorige keer wist ik niet waarom ik dit zo graag wilde. Nu merkte ik dat het gegeven dat ik niet alleen was er voor zorgde dat ik alles ‘op een afstand bekeek’. Vergeleken met de vorige keer ervaarde ik dit bezoek aan Bapak minder puur, omdat er minder plaats was voor emoties. Nu ik er zo over nadenk, geldt dat eigenlijk bij alles als het op mijn Indonesische familie aankomt. Ook toen ik na het bezoek aan Bapak afscheid nam van Ibu en de rest van de familie. Dit is niet erg. Deze emoties heb ik reeds mogen ervaren en ik heb geleerd deze een plekje te mogen geven. Dat ik nu mijn Nederlandse familie mee heb, zorgt wel voor andere, nieuwe en minstens net zulke belangrijke emoties: namelijk berusting en dankbaarheid. Dankbaarheid dat ik weer een stapje verder ben in de bewustwording van mijn identiteit, dat ik door middel van deze reis mijn identiteiten mag koppelen, dat beide identiteiten elkaar accepteren, waarderen, accepteren maar ook in elkaar berusten waarop ik wederom kan inzien dat het goed is… Tim Dondorp

Geplaatst door Godong Indonesie op Woensdag 1 januari 2020