Gelukkig viel het nu erg mee in Jakarta. Bij ons bleek uit niets dat Jakarta tot gisteren nog bezig was met de gevolgen van overstromingen en aardverschuivingen, ook niet na de toch wel heftige regenval van vannacht. Hoewel ik lekker geslapen heb, viel hotel ‘RedDoorz Plus @ Setiabudi Barat’ mij toch een beetje tegen. Gezien de prijs en wat we daarvoor kregen die we hebben betaald bij de andere hotels had ik meer van dit hotel verwacht, maar het zou zomaar kunnen dat de prijs/ kwaliteit verhouding anders ligt in Jakarta. Over Jakarta heb ik al een aantal dingen geschreven, maar sinds de onafhankelijkheid van Indonesië is Jakarta de hoofdstad van Indonesië. Het is met haar 31 miljoen inwoners op Tokio (40 miljoen inwoners) en Shanghai (34 miljoen inwoners) na de grootste stad ter wereld. Jakarta is over het algemeen een lelijke en een vervuilde stad. Dichtgeslibd door veel te veel inwoners, vastzittend verkeer en afval. Veel toeristen doen Jakarta één dag aan omdat het nu eenmaal de toegangspoort is van Indonesië, maar vliegen vanuit Jakarta zo snel mogelijk verder naar andere bestemmingen in Indonesië. Toch heeft Jakarta ook wel mooie plekjes en eigenaardigheden. Zo kan het gebeuren dat in de vele kilometers lange files bedelaars tegen betaling in de meest dure auto’s stappen om een paar honderd meter verderop weer uit te stappen. Het blijkt dan om milieuzones te gaan waar auto’s met maar één inzittende niet geapprecieerd of zelfs niet toegelaten worden. Het stadsbestuur van Jakarta ziet bedelaars als een groot probleem. Bedelaars hebben een slechte invloed op het imago van de stad en ook veel kinderen waren de dupe. Zo liepen moeders met een baby in de armen langs voorbijgangers om geld te vragen. De baby bleef ondanks de hitte rustig en huilde niet omdat deze middels toegediend kregen dat versuffend werkte. De politie is ook een zaak op het spoor gekomen waarbij mensen kinderen kunnen huren om voor hen te bedelen. De prijs voor het huren van een kind voor een dag bedraagt 200.000 IDR (ongeveer 13 euro). Zolang er nog steeds mensen zijn die bedelaars een aalmoes geven, zal bedelarij nooit uit het straatbeeld kunnen verdwijnen. Daarom heeft Jakarta sinds 1997 een verbod ingesteld om bedelaars, straatmuzikanten of onofficiële gidsen geld te geven. Bij overtreding kan je een gevangenisstraf van maximaal zes maanden of een boete van maximaal 4000 euro krijgen. Hoewel de afgelopen dagen de overlast van de overstroming in Kota Tua groot was, besloten we het toch de bezoeken via metro (net een jaar operationeel) en Grab taxi. Kota Tua ligt in het noorden van Jakarta, vlakbij de Java Zee en de haven waar Ilse haar opa in 1947 in Indonesië aankwam. Midden in Kota Tua bevindt zich het Taman Fatahillah plein (vernoemd naar prins Fatahillah die in de 16e eeuw ‘Sunda Kelapa’ veroverde van de Portugezen en haar de naam Jakarta gaf). Ilse vond dat ze te weinig van de geschiedenis van ‘Nederlands Indië’ wist. We hebben daarom samen de TV-serie ‘Onze jongens op Java’ gekeken en hierover ook gesproken met oma en andere familie. In de aanloop naar deze reis heb ik Ilse veel voor de computer en in de fotoboeken van opa zien zitten neuzen. Waar was opa geweest in zijn diensttijd en tijdens zijn reis met oma naar Indonesië in 1989. Wat heeft hij op de foto gezet en staat dit er nog? Blijkbaar heeft Ilse aardig wat teruggevonden want het leek alsof we een lokale gids meehadden toen we met de grabtaxi door het oude Batavia naar Kota Tua reden. ‘Hier links het Nationaal museum’ en dan ‘hier rechts de overblijfselen van ‘de Molenvliet’ klonk het geregeld van achter uit de taxi en ‘Hier stond vroeger sociëteit de Harmonie, dat heeft opa ook op de foto gezet’. Hoe dichter we bij Taman Fatahillah kwamen hoe stiller Ilse werd. Opa is in 1993 overleden, Ilse was toen 3 jaar. Ze herinnert hem wel, maar veel neefjes en nichtjes en Ilse haar jongste broer hebben hem nooit mogen ontmoeten. Hoewel opa er al bijna 30 jaar niet meer is, wordt er bij de familie Visser veel aan hem gememoreerd. Voor het oude stadhuis valt Ilse haar moeder huilend in de armen en ik begrijp dat wel. Het voelt alsof alles samen komt… Aan het plein huist Café Batavia dat, anders dan de naam doet vermoeden, geen ‘kafe’ (café), maar een ‘restoran’ (restaurant) is. Dat kwam ons goed uit want het ontbijt dat ‘RedDoorz Plus @ Setiabudi Barat’ voor onze deur had gezet, was namelijk niet te eten. Wellicht wist het personeel dat, want het ontbijt werd slechts op enkele centimeters boven de prullenbak geleverd (zie foto). We hebben er heerlijk gebrunched. Bij café Batavia komen best vaak blanken binnen wandelen en samen met de locals keken we elke keer weer nieuwsgierig op. Grappig, want mijn schoonmoeder had al wel eens gezegd dat ze maar niet kon wennen dat ze als blanke aangegaapt en te pas en te onpas gefotografeerd werd. Of ze op haar privacy gesteld is, is mij niet bekend maar toen ik mijn toetje fotografeerde, zorgde ik er wel voor dat zij geen gebruik hoefde te maken van haar portretrecht (zie foto). Aan het einde van de middag namen we een drankje in het uiterste noorden van Jakarta bij Marina Batavia. Vanuit daar hadden we zicht op de haven waar opa hier ‘voet aan land zette’. We besloten de dag door even letterlijk stil te staan bij de laatst erectie van Soekarno. Mijn (schoon)ouders lezen nog steeds mee, dus het lijkt mij verstandig dit nader toe te lichten. Monas (Monumen Nasional van Indonesië) werd gebouwd op initiatief van de eerste Indonesische president Soekarno. Deze obelisk van 132 meter hoog bevindt zich in het centrum van Jakarta. Op de top is een bronzen vlam geplaatst van 14,5 ton, bekleed met 32 kilogram goud. In de volksmond heet de paal cynisch ‘de laatste erectie van Soekarno’: toen de paal in 1975 eindelijk fier rechtop stond, lag Soekarno al een aantal jaren in zijn graf… Tim Dondorp
Geplaatst door Godong Indonesie op Maandag 6 januari 2020