De eerste dag

Het is in Indonesie nu 23.00 uur. Iedereen in de kampong ligt al te slapen, maar ik kan net als gisteravond de slaap nog niet vatten. Wat was gisteren het weerzien met de familie bijzonder. Ik kan het niet met woorden beschrijven, maar als ik toch een poging zou moeten doen: “Alsof je thuis komt.” Hoewel mijn besluit naar Indonesie te gaan, vrij ‘last minute’ was genomen, meende ik me goed te hebben voorbereid. Dit was ook noodzakelijk, zo dacht ik, omdat ik me had voorgenomen zo dicht mogelijk bij de familie te verblijven. Geen hotels in de buurt, dus tent mee om op de Kampong van mijn familie neer te zetten. In de praktijk bleek het toch anders te gaan. Toen ik mijn tent ter sprake bracht begon de familie zo hard te lachen, dat ik de tent maar niet heb uitgepakt. In hun ogen was mijn plan te ‘unique’ om uitgevoerd te kunnen worden. Ibu (moeder) wilde heel graag dat ik in haar huis overnachtte, een zwager bood mij vol trots zijn eigen slaapkamer aan (hij had daar als enige op de Kampong airco) en weer een andere zus was haast beledigd toen ze hoorde dat ik het liefst een eigen slaapplekje had. Na lang ‘ onderhandelen’ mocht ik dan wel een eigen slaapplek, maar mijn eigen tent opzetten zat er niet in. Wel mocht ik een ‘kamer’ van 2,5 meter x 2 meter huren bij een Kamponggenoot van de familie voor 25 euro per maand (hier bijna twee maandlonen, dus de familie gaf wel aan niet voor mij te kunnen betalen). Ik heb toegestemd, ondanks het feit dat ik ook voor de twee weken dat ik er zou verblijven 25 euro diende te betalen), en nu is het de tweede nacht dat ik hier zal overnachten. Voor een verwende westerling als ik vallen de omstandigheden mij zwaar. Overdag is het er niet uit te houden aangezien de temperaturen tot 40 graden stijgen (geen airco) en ook ’s nachts is het zelden kouder dan 36 graden. Er is geen bed (enkel een matras op de grond) waarbij de ongedierten letterlijk over je matras marcheren en daadwerkelijk tot aan je oksels komen, om van de muggen nog maar te zwijgen. Toiletteren moet hier door een gat in de grond en naast dat gat staat een vieze bak met koud vervuild grondwater waar ik me elk dag in dompel om me te wassen. Hoewel het mij zwaar valt, klaag ik natuurlijk niet. Ik wilde immers zelf ervaren hoe de familie leefde in de kampong en het contact met de familie maakt echt heel veel, zo niet alles, goed. Ik probeer daarom alles zo positief mogelijk te ondernemen, maar des ondanks schijnt Ibu te merken dat ik het er moeilijk mee heb. Zo was ze in tranen toen ik voor het eerst aarzelend een bad nam en toen ik mijn zus Ratna vroeg waarom Ibu huilde vertelde Ratna hoe Ibu zich realiseerde hoe erg wij uit elkaar gegroeid waren en dat ze zich schaamde voor de omstandigheden in de Kampong. Zoals zo vaak, probeer ik er dan maar een grapje van te maken. Ik vertelde Ratna dat Ibu zich geen zorgen hoefde te maken. Ik had namelijk voor het eerst in drie dagen gepoept en het was me alles meegevallen. Gelukkig kon de familie er om lachen, maar ondertussen werd mij wel de vraag gesteld of ik toch niet liever naar een hotel wilde. Uiteraard ben ik daarop gewoon weer in mijn kamertje gestapt (zonde van het geld, wat dat betreft ben ik zo Nederlands als het maar kan), om ondanks de hitte vol blijdschap en liefde naar morgen uit te zien. Sampai nanti! Tim Dondorp

Geplaatst door Godong Indonesie op Donderdag 20 oktober 2016