Over vandaag zou ik heel kort kunnen zijn: ik was zo moe van gisteren, dat ik de hele dag niets heb uitgevoerd. De hele heb ik wat zitten en zelfs liggen te rusten. Van vandaag dus geen leuke foto’s of verslagen. Wel geeft dat de gelegenheid wat te vertellen over Ubud, de omgeving waar we tot nu toe verblijven. Ubud ligt in centraal Bali waarbij cultuur en natuur perfect in balans ligt. Ubud wordt door velen dan ook als de culturele hoofdstad gezien van Bali: de beste dansers, musici, schilders en houtsnijders van Bali wonen er. Ubud stamt af van het woord ‘ubad’, dat in oud-Balinees ‘medicijn’ betekent. In Ubud zijn wel toeristen te vinden, maar het is er lang niet zo toeristisch als bijvoorbeeld in de omgeving van Kuta of Seminyak waar we straks onze vakantie een paar dagen zullen afsluiten. In Ubud heers nog steeds de Balinese Hindoeïstische geloofscultuur, inclusief een vier kastensysteem (tot welke kasten iemand behoort kun je vaak herkennen aan de volledige naam van diegene). De geloofscultuur uiten lokals onder andere door vele kleine offermandjes gevuld met bloemen, voedsel, sigaretten, etc. voor hun huizen, bij ingang van winkels, maar ook speciaal bij de daarvoor bedoelde offerplaatsen zoals offerbeelden en tempels, te leggen. Soms stonden we er per ongeluk op, maar dat blijkt helemaal niet erg te zijn: zodra het geofferd is, maakt het niet uit wat ermee gebeurt. Hier maken met name de plaatselijke zwerfhonden (en die zijn er heel veel in Ubud) dan ook dankbaar gebruik van. Voor deze honden was ik het meest bang. Ubud behoort namelijk tot de zogenaamde ‘rode zone’: verhoogd risicogebied wat betreft rabiës (hondsdolheid). Omdat een rabiësbesmetting dodelijk kan zijn, had ik iedereen op het hart gedrukt (contact met) dieren zoveel mogelijk te vermijden. Midden in het drukke verkeer zagen we dat er voorbereidingen werden getroffen voor een Ngaben crematie. Crematies hier zijn openbaar: hoe meer aanwezigen, hoe beter. Cremeren is een voorwaarde om terug te kunnen keren op deze aarde: alleen zo wordt de ziel losgemaakt van het lichaam en komt de ziel beschikbaar voor de wedergeboorte (reïncarnatie). Balinezen hebben er daarom ook álles voor over hun doden een rituele crematie aan te bieden. Een crematie kan hier net zoveel kosten als een compleet huis. Daarom kan het, zeker wanneer de overledene bij de laagste kaste behoorde, maanden tot zelfs jaren na overlijden duren alvorens er voldoende geld is gespaard en de overledene gecremeerd wordt. Tot die tijd wordt de overledene tijdelijk begraven. Eenmaal tijd voor de crematie worden de overblijfselen van het lichaam opgegraven, gereinigd in een kist in de vorm van een dier gelegd en gecremeerd. De as wordt vervolgens verzameld en het liefst uitgestrooid over zee. Indien dit niet mogelijk is wordt de as verstrooid over een rivier die uiteindelijk uitmondt in de zee. Hier gaat men dus heel anders met de dood om, dan dat wij in Nederland en mijn familieleden op Java doen. Waar ik in Nederland kan kiezen tussen begraven of cremeren, is het mijn familie op Java niet toegestaan te cremeren (de islam is principieel tegen cremeren) en is de crematie hier op Bali juist het ultieme, hoogst haalbare doel. Ik moest ineens weer terugdenken aan ons bezoek aan broer Sutrisno. Hij vertelde mij als beheerder van de begraafplaats in Klambu, dat er voor nieuwe families geen grafruimte meer beschikbaar is. Bestaande families mochten echter nog wel familieleden ‘bijleggen’. Zodoende zou hij er persoonlijk zorg voor dragen dat er altijd een plaats voor mij beschikbaar zal blijven, zowel op ‘zijn’ begraafplaats, als in zijn hart…
Geplaatst door Godong Indonesie op Zaterdag 4 mei 2024